Deze blogpost maakt deel uit van een serie blogposts:
Op dag 2 startten we de dag met een stukje theorie over de boom- en struiklaag. Door het goede weer belandden we al vlug weer in het voedselbos. Aan de oostzijde fungeren enkele essen uit het aanpalende bos als windbreak. Waar in ons land de essenziekte al lelijk heeft huisgehouden, is dit in Engeland nog geen probleem. Martin verwacht wel dat deze ziekte vroeg of laat het Britse eiland zal bereiken. Elzen die ook aan de oostzijde van het voedselbos staan worden alvast niet meer geknot om het gat dat de essen misschien ooit achterlaten dicht te houden. Omdat deze aan de oostzijde van het voedselbos staan gaat het hier trouwens om inheemse elzen. In het midden worden vooral Italiaanse elzen gebruikt om stikstof te fixeren omdat deze meer kegelvormig groeien en minder schaduw werpen.
Andere geknotte bomen, zoals linde, worden meestal gebruikt als groente, zodat je makkelijk bij de blaadjes kan. Zo houd je de boom ook jong en blijft het wortelsysteem binnen de perken. Bovendien kunnen er dan ook klimmers, zoals kiwi’s, in groeien die dan mee gesnoeid worden bij het knotten. Ook de Franse uiensoepboom kan niet ontbreken met blaadjes die qua smaak het midden houden tussen knoflook en ui. Deze wordt ook elke winter teruggesnoeid.
Een ander stokpaardje van Crawford is bamboe. Veel verschillende soorten sieren het voedselbos, allen vervullen ze meerdere functies. Niet alleen worden de palen gebruikt als constructiemateriaal, maar ook de scheuten kan je opeten. We kregen hier een uitgebreide demonstratie van en we aten de heerlijke bamboescheuten rechtstreeks uit Martins hand. Door de scheuten minstens 1 maal per week te oogsten vanaf midden april komen er dat jaar geen nieuwe meer in de plaats en voorkom je dat de bamboe gaat woekeren.
Een deel van het onderhoud van het voedselbos bestaat ook uit het afknippen van klimop. Als je klimop in de bomen laat groeien kan er minder licht bij de bomen geraken en vangen ze ook meer wind zodat ze vlugger zouden kunnen omwaaien. Niet alle klimop moet eraan geloven, want het is een fantastische plant voor vele insecten.
Snoeien gebeurt dan weer zelden. Planten mogen er gewoon groeien in de vorm dat ze zelf willen. Enkel de zijtakken van de Italiaanse elzen worden soms verwijderd (elke 2 jaar tot ongeveer de helft van de hoogte). Zo krijg je een hoge stikstoffixeerder die toch geen schaduw geeft. De stikstof raakt niet alleen via de bladeren in de bodem, maar ook via de wortels omdat er jaarlijks een deel van de wortels van de elzen afsterft. Wanneer de aalbessen minder oogst geven worden deze ook gesnoeid en takken die in de weg hangen voor de paden worden verwijderd. Door de takken van de aalbessen hoger te laten groeien vallen ze om en worden de bessen op die manier in het struikgewas verborgen gehouden voor vogels.
Een opvallende boom achteraan het voedselbos is de appelboom waarop maar liefst 6 verschillende variëteiten zijn geënt. De soorten zijn dan ook nog zo gekozen dat de bloeitijd samenvalt zodat ze elkaar kunnen bestuiven. Ze rijpen echter op verschillende tijdstippen en geven toch nog een mooi gespreide oogst.
De enige 2 bomen die dan toch met een net afgedekt worden tegen vogelvraat zijn 2 kersenbomen. Deze worden langs de muren van het schuurtje geleid zodat ze in een warme beschutte omgeving staan en zo blijven ze ook klein genoeg om er daarna een net te kunnen overgooien. Ook werd er gekozen voor laat rijpende soorten omdat deze meer zon gezien hebben en dus zoeter zijn.
Na al dat lekkers hadden we wel honger gekregen: tijd dus voor een echte voedselboslunch. We deden ons tegoed aan een heel assortiment van voedeselboszaligheden: confituren, fruitleer, verschillende slaatjes, een heerlijke kastanjepuree… aangevuld met lokale kazen en broodjes. Sandra, Martins vrouw, verzorgde het buffet en beide dagen werd er ook een gedetailleerd lijstje opgehangen van de ingrediënten.
Nadat deze honger gestild was, kwam de honger naar kennis weer bovendrijven: tijd om terug het bos in te trekken!
Deze keer focusten we op de onderlaag. Eigenlijk onderscheidt Crawford hier 2 lagen: de basislaag met echt lage begroeiing en de iets hogere meerjarige planten. Schijnaardbei komt veel voor als basislaag in het voedselbos. Hiervan worden de bladeren geconsumeerd en deze soort blijft ook het hele jaar door groen in tegenstelling tot “echte” aardbeien. Als de grond het hele jaar door bedekt is voelen grondkevers zich beter thuis en sneuvelen er zo meer slakken.
Verder zijn er ook nog een aantal planten waarvan voornamelijk de nieuwe scheuten worden gegeten zoals hosta’s. Ook scheuten van varens kunnen vanaf maart al geconsumeerd worden. De lekkerste die we daar proefden was echter Salomonszegel. Rauw onderscheidden we al een heerlijk zoete smaak en volgens Martin smaakt Salomonszegel gekookt beter dan asperges.
We vonden ook maagdenpalm terug. Deze doet vooral dienst als bijenplant, net als dovenetel. Beide planten kunnen zich wel makkelijk verspreiden, daarom is het nodig om op voorhand te markeren tot hoever ze mogen uitspreiden. Wieden bestaat dan vooral uit het wegknippen van planten in plaats van deze uit te trekken. Maagdenpalm heeft ook nog eens het voordeel dat het wintergroen blijft.
Een andere opvallende bodembedekker is Koreaanse framboos. Dit is een wintergroene en sterk groeiende bodembedekker met grote bladeren die frambozen produceert: een must-have in elk voedselbos volgens ons.
Verder komen ook nog een aantal knolplanten aan bod zoals machua(knolcapucijn) – waarvan je ook het blad kunt eten -, Yam, zoete aardappel, …
Dag 2 zit erop voor we het weten. Dit verslag bevat nog maar een fractie van de info die we die dag mee kregen. Op naar de laatste dag!